Standpunten tonnageregeling Kennisgroep Belastingdienst gepubliceerd

De Belastingdienst kent meer dan 25 Kennisgroepen. Deze Kennisgroepen bestaan uit meerdere deskundigen op een specifiek vakgebied en buigen zich over concrete vragen van belastinginspecteurs. Bij de beantwoording van deze vragen worden concrete standpunten ingenomen door de Kennisgroep(en). Aan deze standpunten dienen alle belastinginspecteurs zich vanaf dat moment te houden en kunt u rechtszekerheid ontlenen.

Vanaf 30 maart jl. worden deze standpunten online gepubliceerd. Enkele standpunten van de ‘Kennisgroep bijzondere winstbepalingen VpB’ over de tonnageregeling vallen op.

Keuzemoment voeging bij scheepvaartmoeder

Aan de Kennisgroep is een vraag voorgelegd over de samenloop tussen de tonnageregeling en de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting in een voegingssituatie.

Achtergrond vraag
Om de tonnageregeling te kunnen toepassen dient een belastingplichtige hiervoor te opteren. Bij het succesvol opteren voor de tonnageregeling, wordt deze met terugwerkende kracht tot het begin van het boekjaar toegepast. De mogelijkheid tot het opteren voor de tonnageregeling is beperkt tot bepaalde keuzemomenten. Slechts in het eerste jaar waarin de belastingplichtige uit de onderneming winst uit zeescheepvaart behaalt, dan wel in het tiende jaar (of een veelvoud daarvan) nadien, bestaat de mogelijkheid om te opteren voor de tonnageregeling. Als in jaar één niet is gekozen om te opteren voor de tonnageregeling, gaat een ‘wachttermijn’ lopen tot het elfde jaar, het eerste moment waarop weer geopteerd kan worden voor de tonnageregeling.

Voor de fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting is van belang dat één van de voorwaarden voor het kunnen aanvragen van een fiscale eenheid is dat op de winst bij beide belastingplichtigen dezelfde bepalingen van toepassing zijn. Als één belastingplichtige winst uit zeescheepvaart geniet en de tonnageregeling niet toepast, en de andere belastingplichtige winst uit zeescheepvaart geniet en de tonnageregeling wél toepast, dan is het aanvragen van een fiscale eenheid tussen beide belastingplichtigen niet mogelijk.

Vraag en casus Kennisgroep
Aan de Kennisgroep is een casus voorgelegd die zich als volgt laat samenvatten. Twee vennootschappen binnen hetzelfde concern (hierna: D1 en D2) genieten winst uit zeescheepvaart en hebben een wachttermijn voor de tonnageregeling tot 2025. D1 en D2 kunnen dus op zijn vroegst in 2025 kiezen voor toepassing van de tonnageregeling.

Het concern richt een nieuwe vennootschap (hierna: M) op, waar een schip in wordt aangekocht. Met dit schip behaalt M winst uit zeescheepvaart. Hierna worden de aandelen in D1 en D2 – tegen waarde in het economische verkeer – binnen het concern aan M overgedragen.

D1, D2 en M vragen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting aan, waarbij M als belastingplichtige van de fiscale eenheid verzoekt om toepassing van de tonnageregeling.

De vraag rijst nu of de fiscale eenheid met ingang van 2021 de tonnageregeling kan toepassen op alle winst uit zeescheepvaart, dus ook voor de winst uit de zeescheepvaartactiviteiten van D1 en D2.

Oordeel Kennisgroep
De Kennisgroep heeft in dit geval geoordeeld dat met ingang van 2021 de tonnageregeling kan worden toegepast voor alle winst uit zeescheepvaart van de fiscale eenheid. De wachttermijn voor de scheepvaartdochters doet hier in dit geval niets aan af. De grammaticale interpretatie van de wettelijke bepaling van zowel het fiscale eenheidsregime, als de tonnageregeling, prevaleert boven het doel van de 10-jaars termijn.

Het oordeel van de Kennisgroep heeft toegevoegde waarde voor de praktijk. De voorwaarden voor de fiscale eenheid kunnen namelijk ook zo gelezen worden dat het aangaan van een fiscale eenheid niet mogelijk is, in een casus als hierboven beschreven. De Kennisgroep oordeelt hierover dat inwilliging van het verzoek om toepassing van de tonnageregeling ná het aangaan van de fiscale eenheid en de terugwerkende kracht die hiermee gepaard gaat geen gevolgen heeft voor de eerder afgegeven fiscale eenheidsbeschikking. Van belang is dat op het voegingstijdstip en het moment dat de fiscale eenheidsbeschikking wordt afgegeven aan alle wettelijke eisen wordt voldaan. Deze initiële beoordeling vindt na het afgeven van de tonnagebeschikking niet nogmaals plaats. Voor de praktijk is het gunstig dat het oordeel in een dergelijk geval duidelijk én positief is.

Begrip ‘zee’ onder de tonnageregeling

Aan de Kennisgroep is een vraag voorgelegd over het begrip ‘zee’ ten aanzien van de tonnageregeling.

Achtergrond vraag
In sommige gevallen komt de definitie van het begrip ‘zee’, zoals deze wordt gehanteerd in de tonnageregeling, niet overeen met hoe dit begrip voortvloeit uit de United Nations Covention on the Law of the Sea (UNCLOS). Onduidelijk was in hoeverre moet worden afgeweken van de nationale definitie van ‘zee’ in de tonnageregeling, om aan te sluiten bij de ‘zee’-definitie van de UNCLOS.

Vraag Kennisgroep
Aan de Kennisgroep is een vraag voorgelegd die zich als volgt laat samenvatten. Kwalificeren wateren, zoals baaien, zeearmen en kustwateren, die zich bevinden voorbij de laagwaterlijn van de kust en voor UNCLOS gelden als binnenwateren wel als zee voor de toepassing van de tonnageregeling?

Oordeel Kennisgroep
Voor de toepassing van de tonnageregeling moet er bij de definitie van ‘zee’ worden aangesloten bij de definitie zoals deze is opgenomen in de nationale wettekst. Het doel van de wetgever bij het invoeren van de wet was om aan te sluiten bij de (algemene) definitie ‘zee’ van UNCLOS. Bijzondere bepalingen van UNCLOS wijken soms af van de hoofdregel. De Kennisgroep stelt dat niet duidelijk is of de wetgever aan de definitie een ‘dynamisch’ of ‘statisch’ karakter wenste mee te geven. Niet duidelijk is dus of de definitie ‘zee’ slechts dient aan te sluiten bij de hoofdregel van de UNCLOS, of ook bij de bijzondere bepalingen. De intentie van de wetgever is onduidelijk en dus is er onvoldoende rechtvaardiging om af te wijken van de eenduidige wettekst. Er moet dus worden aangesloten bij de definitie zoals deze is opgenomen in de wettekst met betrekking tot de tonnageregeling. Ook wateren zoals baaien, zeearmen en kustwateren, die zich bevinden voorbij de laagwaterlijn van de kust, maar die voor toepassing van de UNCLOS gelden als binnenwateren, kwalificeren dus als zee voor de toepassing van de tonnageregeling.

Beleid

Noemenswaardig is dat deze standpunten van de Kennisgroep zijn aan te merken als ‘beleid’. Dit houdt in dat de belastinginspecteur zich aan deze standpunt dient te houden bij de behandeling van toekomstige gevallen. Verder kunnen wij, voor en namens u, aanspraak maken op deze standpunten. De Belastingdienst kan dus worden gedwongen tot de nakoming van deze, door de Kennisgroep ingenomen, standpunten.

Tot slot

De Kennisgroep heeft zich gebogen over een aantal vragen met betrekking tot, onder meer, de tonnageregeling. Met hun standpunt is de definitie ‘zee’ verduidelijkt. Bovendien is er duidelijkheid geschept over de samenloop tussen de tonnageregeling en de fiscale eenheid in een voegingssituatie. De belastinginspecteur moet in lijn met deze standpunten handelen.

Heeft u vragen over bovenstaande standpunten, of over andere onderwerpen met betrekking tot de tonnageregeling? Neemt u gerust contact met ons op.

Benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen?

Neem contact op
Deze website maakt gebruik van cookies.
Annuleren