Geen belaste verkrijging bij het aangaan van huwelijkse voorwaarden

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden (kort) voor overlijden, slechts bij uitzondering leidt tot een belaste verkrijging voor de erfbelasting. Hierbij wijkt de Hoge Raad nadrukkelijk af van de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Wij zetten graag de casus en de gevolgen voor de praktijk voor u uiteen.

Casus

De casus gaat over twee echtgenoten die in 2015 zijn gehuwd. Zij zijn destijds, op grond van de toen geldende wettelijke standaard, in algehele gemeenschap van goederen getrouwd. De verhouding voor de verdeling van de goederen die tussen de twee echtgenoten tot stand kwam was daardoor 50%-50%.

Vervolgens kwamen de echtgenoten in 2017 huwelijkse voorwaarden overeen. De verhouding tot het gemeenschappelijk vermogen die daarbij werd gehanteerd was 10% voor de man en 90% voor de vrouw. De man overlijdt na minder dan 180 dagen, nadat de huwelijkse voorwaarden zijn overeengekomen.

De inspecteur legt naar aanleiding van het overlijden een aanslag erfbelasting op. In deze aanslag gaat hij uit van een 50%-50%-verdeling, zoals van kracht was alvorens het overeenkomen van de huwelijkse voorwaarden. Het Gerechtshof van Amsterdam heeft in 2022 geoordeeld dat er in deze situatie sprake is van fraus legis (misbruik van recht). De Hoge Raad denkt daar echter anders over.

Fraus legis

Van misbruik van recht, ofwel van fraus legis, is sprake wanneer er door middel van een kunstmatige constructie is ingegaan tegen doel en strekking van de wet. Het enige doel van die constructie moet dan het bereiken van belastingvoordeel zijn.

Vooropgesteld dient te worden, dat de belastingplichtige mag kiezen voor de fiscaal meest gunstige weg. Deze weg mag echter niet zo ver gaan dat er sprake is van ‘misbruik’. Wanneer de term ‘misbruik’ wordt vervuld is subjectief en daardoor zeer casuïstisch.

Oordeel Hoge Raad

Ten eerste benadrukt de Hoge Raad dat het aangaan van huwelijkse voorwaarden niet is aan te merken als schenking. Het feit dat de echtgenoten daarbij voor ongelijke delen zijn gerechtigd, doet daar niet aan af. Er vindt bij het aangaan (of wijzigen) van de huwelijkse voorwaarden immers geen ‘voltooide vermogensverschuiving’ plaats.

Het aangaan van huwelijkse voorwaarden kan in uitzonderlijke gevallen aan te merken zijn als wetsontduiking. Er is sprake van zo’n uitzonderlijk geval, waarbij sprake is van fraus legis als het volgende zich voordoet:

  1. Het ontgaan van belastingheffing is bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden het doorslaggevende motief; en
  2. Deze handeling is strijdig met doel en strekking van de Successiewet.

Hiervan is sprake indien het vrijwel zeker zou zijn dat de echtgenoot, die tot het kleinste deel van de huwelijksgemeenschap gerechtigd was, tijdens het sluiten van de huwelijkse voorwaarden eerder zou komen te overlijden dan de persoon die tot het grootste deel van het vermogen gerechtigd was.

De Hoge Raad constateert dat daar in deze zaak geen sprake van is. De inspecteur heeft namelijk geen feiten aangedragen die deze stelling zouden kunnen rechtvaardigen. Hieruit volgt dus eveneens dat er geen sprake kan zijn van een verkrijging krachtens erfrecht, met toepassing van fraus legis. In deze situatie wordt er voor het erfrecht dus aangesloten bij de verhoudingen, zoals overeengekomen in de huwelijkse voorwaarden. Dit betekent dat de vrouw 90% van het gemeenschappelijke vermogen krijgt, zonder dat daarover schenk- of erfbelasting verschuldigd is.

Tot slot

Heeft u al nagedacht over uw nalatenschap, en de daaraan verbonden fiscale gevolgen? Wilt u een fiscale beoordeling van uw huwelijkse voorwaarden? Heeft naar aanleiding van dit bericht vragen? Neemt u dan gerust contact met ons op.

Benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen?

Neem contact op
Deze website maakt gebruik van cookies.
Annuleren