Staatssecretaris ‘repareert’ bedrijfsopvolgingsfaciliteiten
Onlangs heeft de staatssecretaris van Financiën aangekondigd om de effecten van een recent arrest van de Hoge Raad ongedaan te maken. In dat arrest oordeelde de Hoge Raad dat indirecte aandelenbelangen van >5% onder de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten vallen, indien deze belangen worden gehouden in het kader van de onderneming. Wij lichten de situatie en het wetsvoorstel hieronder toe.
Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten
Als we spreken over de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten gaat het om een voorwaardelijke vrijstelling in de schenk- en erfbelasting en om een doorschuiffaciliteit in de inkomstenbelasting.
De faciliteit in de schenk- of erfbelasting geeft een voorwaardelijke vrijstelling voor de overgang van ondernemingsvermogen. Aan deze vrijstelling zitten verschillende voorwaarden, waar wij in dit bericht niet nader op ingaan.
Indien er sprake is van een holdingstructuur, mogen de vermogensbestanddelen van onderliggende vennootschappen worden toegerekend als sprake is van een zogenoemd indirect aanmerkelijk belang. Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien de erflater (of schenker) indirect 5% of meer in de onderliggende vennootschap houdt. In dat geval mogen de vermogensbestanddelen van de onderliggende vennootschap (naar rato) aan de bovenliggende vennootschap worden toegerekend. Uiteindelijk moeten op die manier alle bezittingen van onder naar boven worden toegerekend aan de vennootschap waarin de erflater (of schenker) de aandelen houdt. Daarna wordt bekeken of en in hoeverre deze vennootschap met de eigen en toegerekende vermogensbestanddelen een onderneming drijft. Op dit ondernemingsvermogen mag dan de voorwaardelijke vrijstelling van de BOF worden toegepast.
De bedrijfsopvolgingsregeling in de inkomstenbelasting (de doorschuiffaciliteit) staat bij holdingstructuren onder voorwaarden toe dat de verkrijgingsprijs van de aandelen wordt doorgeschoven naar de verkrijger van die aandelen, zonder dat van heffing bij de vervreemder sprake is. Ook voor deze faciliteit is alleen van toepassing indien en voor zover sprake is van ondernemingsvermogen. De omvang van dit ondernemingsvermogen wordt op dezelfde wijze bepaald.
Kleine belangen en het arrest van de Hoge Raad
Aandelenbelangen van indirect minder dan 5% worden niet geconsolideerd. De vraag was in hoeverre de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten op deze belangen van toepassing waren. Op 22 april jl. oordeelde de Hoge Raad dat de faciliteiten van toepassing zijn, indien deze belangen werden aangehouden in het kader van de onderneming. Zie hierover ook ons vorige nieuwsbericht. Een sprekend voorbeeld daarbij is een BV die een groentezaak runt en tevens een klein aandelenbelang houdt in de groothandel waar hij aankoopt.
Een belangrijke voorwaarde die de Hoge Raad noemt – en die ook uit de systematiek van de faciliteiten volgt – is dat deze belangen dus toerekenbaar moeten zijn aan de bestaande onderneming. Als de groentezaak een beursgenoteerd pakket aandelen houdt dat niet gerelateerd is aan zijn onderneming, dan kwalificeert een dergelijk belang niet.
De reparatie
Onlangs kondigde de staatssecretaris van Financiën aan dat hij de effecten van dit arrest van de Hoge Raad ongedaan wil maken. Uit het concept wetsvoorstel blijkt dat aandelenbelangen van minder dan 5% altijd als beleggingsvermogen zullen gaan gelden. Volgens de staatssecretaris is deze wetswijziging nodig omdat het arrest tot een te ruime werking van de faciliteiten zou leiden, waarbij een forse budgettaire derving zou spelen en toepassing van de faciliteiten zou kunnen worden opgezocht.
In de fiscale literatuur zijn al vraagtekens bij deze motivering gezet. Ten eerste gaat het juist om kleine belangen die aan de bestaande onderneming kunnen worden toegerekend. Het is dan ook te verwachten dat die belangen over het algemeen een beperkte waarde hebben. Ten tweede lijkt het reëel dat alles dat aan de onderneming kan worden toegerekend ondernemingsvermogen vormt. Als gevolg van de wetswijziging vormt een oorlogskas in geld wél ondernemingsvermogen en een oorlogskas in beursgenoteerde aandelen niet. Ten derde komen wij terug op ons voorbeeld van de groentezaak. Als deze groentezaak als IB-onderneming wordt gehouden, blijft het belang in de groothandel ook na de wetswijziging kwalificeren. De wetswijziging ziet namelijk alleen op holdingstructuren. De groentezaak in de BV kan de faciliteiten niet meer toepassen op de aandelen in de groothandel. Deze ongelijke behandeling is wat ons betreft onwenselijk.
Omdat de staatssecretaris de impact van het arrest te groot vindt, kiest hij ervoor om het wetsvoorstel terugwerkende kracht tot 1 juli jl. te geven.
Wat te doen?
Hoewel de tekst al bekend is, zal het wetsvoorstel pas op Prinsjesdag (20 september a.s.) worden ingediend. Wellicht dat de huidige kritiek op het voorstel nog tot wijzigingen leidt. Wij informeren u over eventuele ontwikkelingen.
Als u zich afvraagt welke impact deze wetswijziging op uw situatie kan hebben, neem vooral contact met ons op.