Vormt bouwtoezicht bij schepen een vaste inrichting?
De Hoge Raad oordeelt dat toezicht houden bij de bouwwerkzaamheden van een schip in Zuid-Korea niet als een vaste inrichting kwalificeert. Deze werkzaamheden moeten in dit geval in Nederland worden belast. Hoewel in het belastingverdrag tussen Nederland en Zuid-Korea een specifieke bepaling is opgenomen voor dit soort toezichthoudende werkzaamheden, is die bepaling volgens de Hoge Raad niet van toepassing. Wij gaan in op de fiscale gevolgen van dit arrest.
Gevolgen van een vaste inrichting
Bij in Nederland gevestigde vennootschappen of personen wordt in beginsel belasting geheven over hun wereldwijde inkomen. Op basis van verschillende belastingverdragen en regelingen zijn echter specifieke buitenlandse inkomsten vrijgesteld van belastingheffing in Nederland. Op die manier wordt dubbele belastingheffing (in twee landen) voorkomen. Een dergelijke vrijstelling bestaat wanneer de activiteiten in het andere land als een zogenoemde vaste inrichting kwalificeren.
Van een vaste inrichting is in algemene zin sprake bij een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan een onderneming geheel of gedeeltelijk wordt uitgeoefend. Echter, in verschillende belastingverdragen is de reikwijdte van de vaste inrichting nader ingevuld met specifieke situaties.
Voor het belastingverdrag tussen Nederland en Zuid-Korea is een bepaling opgenomen waarin staat dat “de plaats van uitvoering van een bouwwerk of […] van werkzaamheden bestaande uit het verschaffen van persoonlijke diensten zoals diensten van toezichthoudende aard […] die met een en ander verband houden, indien de duur van dat bouwwerk of die werkzaamheden zes maanden overschrijdt.”
In verschillende andere belastingverdragen is een vergelijkbare bepaling opgenomen. Op het eerste oog mag uit die bepaling worden afgeleid dat bouwtoezicht bij een schip dat langer dan 6 maanden in beslag neemt als een vaste inrichting kwalificeert.
Uitspraak Hoge Raad
Het gaat hier om een werknemer van een concern dat boringsactiviteiten verricht. De werknemer hield toezicht op de bouw van een boorschip in Zuid-Korea. De werknemer stelt dat zijn inkomen gedeeltelijk is vrijgesteld in Nederland, omdat het toerekenbaar is aan een vaste inrichting in Zuid-Korea. De vraag die in dat geval speelt is of zijn werkgever een vaste inrichting had.
De Hoge Raad gaat hier niet zelf inhoudelijk op in, maar stelt enkel dat het Hof Arnhem-Leeuwarden een juiste beslissing heeft genomen. Het hof oordeelde namelijk eerder dat van een vaste inrichting geen sprake was. De argumentatie van het hof rust daarbij op twee argumenten: enerzijds dat weliswaar sprake is van toezichthoudende activiteiten, maar dat die activiteiten geen essentieel onderdeel van de werkgever vormen. Er zou slechts sprake zijn van werkzaamheden van voorbereidende aard of hulpwerkzaamheden. Dergelijke werkzaamheden zijn expliciet uitgezonderd van het begrip vaste inrichting. Anderzijds overweegt het hof dat de bouwplaats geen vaste inrichting is van het concern, maar van de scheepswerf, zodat de (eventuele) toezichthoudende activiteiten daarvan geen onderdeel uitmaken. Het hof oordeelt ook nog dat van een vaste inrichting geen sprake zou zijn, omdat de Zuid-Koreaanse belastingautoriteiten dat het als zodanig hebben vastgesteld.
Gevolgen voor u
Deze uitspraak betekent dat bij het bouwtoezicht van schepen niet zonder meer een vaste inrichting ontstaat. De argumentatie van het Hof Arnhem-Leeuwarden overtuigt ons echter niet volledig. Het argument dat de kwalificatie zou afhangen van de Zuid-Koreaanse belastingautoriteiten vinden wij ronduit zwak. Het kan goed zijn dat de situatie nooit door die autoriteiten is beoordeeld.
Daarnaast maken wij uit de verdragstekst op dat er bij toezichthoudende activiteiten een vaste inrichting kan ontstaan. Het Hof stelt dat deze werkzaamheden een vaste inrichting kunnen vormen indien zij onderdeel uitmaken van een bestaande vaste inrichting. De tekst van het verdrag had door het hof ook op een andere wijze geïnterpreteerd kunnen worden. De conclusie van het hof dat er in dit geval sprake is van werkzaamheden van voorbereidende aard of hulpwerkzaamheden is gebaseerd op de specifieke feiten van dit geval.
Vooral deze laatste vraag hangt derhalve sterk af van de feiten en omstandigheden. Indien u bouwtoezicht van schepen uitvoert in het buitenland, is het daarom van belang om te beoordelen in hoeverre een vaste inrichting aanwezig is. Daarbij speelt dan ook de vraag of het toezicht als onderdeel van de onderneming kan worden gekenschetst.
Heeft u vragen over bouwtoezicht in uw situatie of over de vaste inrichting in zijn algemeenheid, neem dan gerust contact met ons op.