Prinsjesdag 2022; de belangrijkste wijzigingen uit het belastingplan 2023 op een rij.

Op Prinsjesdag is het Pakket Belastingplan 2023 bekend gemaakt. Het belastingplan bevat dit jaar onder andere de overbruggingswet box 3 en meerdere wijzigingen die samen zorgen voor een hogere belastingdruk bij de DGA. Deze en andere voorgestelde belangrijke wijzigingen, zetten wij in dit artikel voor u op een rij.
Wij hebben de diverse maatregelen ingedeeld in particulieren (incl. DGA/ZZP-er), MKB-bedrijven en overige maatregelen. De wijzigingen zullen per 1 januari 2023 van kracht zijn, tenzij anders is aangegeven.

PARTICULIEREN

Tarieven box 1

Inmiddels is er alweer enige tijd sprake van het tweeschijvenstelsel (effectief gezien). Dit betekent dat er tot een box 1-inkomen van € 69.398 sprake is van een basistarief van 37,07% en voor het meerdere er sprake is van een toptarief van 49,50%. In 2023 zal het basistarief gelden tot een box 1 -inkomen van € 73.031 en zal het tarief worden verlaagd naar 36,93%. Het toptarief blijft ongewijzigd.

Heffingskortingen

Algemene heffingskorting
De maximale algemene heffingskorting zal in 2023 met € 182 worden verhoogd naar € 3.070. De hoogte van de algemene heffingskorting neemt af naarmate het box 1-inkomen van de belastingplichtige stijgt. De algemene heffingskorting wordt in 2023 na een box 1-inkomen van € 22.660 iets sneller afgebouwd dan in 2022.
Het voorstel is daarnaast om de afbouw van de algemene heffingskorting per 2025 niet uitsluitend af te laten hangen van de hoogte van het inkomen uit werk en woning (box 1), maar van het verzamelinkomen (box 1, box 2 en box 3 tezamen).
Arbeidskorting
De maximale arbeidskorting zal in 2023 worden verhoogd van € 4.260 naar € 5.052. De arbeidskorting wordt na een inkomen van € 37.626 iets sneller afgebouwd dan in 2022, maar per saldo zal deze wijziging voor veel mensen tot een hogere arbeidskorting leiden.
Inkomensafhankelijke combinatiekorting
In overeenstemming met het coalitieakkoord stelt het kabinet voor om de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) per 2025 af te schaffen. Afschaffing van de IACK hangt samen met een fundamentele herziening van de kinderopvangtoeslag.
De regeling wordt niet in één keer afgeschaft, ouders met (een of meer) kinderen die zijn geboren vóór 1 januari 2025 behouden nog wel recht op IACK. Als gevolg hiervan vervalt de IACK met ingang van 2037 geheel. Op dat moment zijn er geen ouders meer met kinderen jonger dan 12 jaar.

Doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon vervalt

Voor DGA’s wordt de gebruikelijk-loonregeling aangepast. Op dit moment mag het DGA-salaris op 75% van de normsalaris worden gesteld. In de voorjaarsnota is al aangekondigd dat de doelmatigheidsmarge van 25% wordt verlaagd naar 15%. Nu is voorgesteld om de doelmatigheidsmarge in zijn geheel af te schaffen waardoor een loon van 100% van het normloon (in veel gevallen: loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking) moet worden aangehouden.

Gebruikelijk-loonregeling innovatieve start-ups vervalt

De versoepeling van de gebruikelijk-loonregeling voor innovatieve start-ups vervalt. DGA’s die in 2022 al gebruik maken van de regeling kunnen mogelijk gebruik maken van overgangsrecht tot en met 2024.

Aanwenden oudedagsverplichting voor lijfrente

De oudedagsverplichting (ODV) kan fiscaal geruisloos worden aangewend voor een lijfrente. Ook belastingplichtigen die de AOW-gerechtigde leeftijd al 5 jaar of meer hebben overschreden kunnen hiervan gebruik gaan maken. Voor deze maatregel wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 april 2017, zodat ook alle bestaande gevallen hiervan gebruik kunnen maken.

Opbouw FOR wordt afgeschaft

Met ingang van 1 januari 2023 is het niet meer mogelijk om de fiscale oudedagsreserve (FOR) fiscaal gefaciliteerd op te bouwen. De bestaande FOR kan nog wel op basis van de huidige regels worden afgewikkeld. Dit betekent niet dat het sparen voor de oude dag voor ondernemers niet mogelijk is, maar zij zullen dan bij een financiële partij een lijfrente moeten gaan bedingen.

Verdere verlaging zelfstandigenaftrek

De zelfstandigenaftrek wordt verder en sneller afgebouwd dan eerder voorgesteld. De afbouw houdt een verlaging in van € 6.310 in 2022 naar € 900 in 2027. De extra afbouw bedraagt € 1.280 per jaar in 2023, 2024 en 2025 en € 1.270 in 2026 waardoor de zelfstandigenaftrek in 2023 een bedrag van € 5.030 zal zijn.

Verhoging onbelaste reiskostenvergoeding

De maximale onbelaste reiskostenvergoeding voor zakelijke kilometers wordt per 1 januari 2023 verhoogd van 19 cent naar 21 cent per km. Vanaf 1 januari 2024 wordt deze onbelaste vergoeding verhoogd naar maximaal 22 cent per km.

Verhoging vrije ruimte werkkostenregeling

De vrije ruimte van de werkkostenregeling wordt verhoogd van 1,7% tot 1,92% van de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom. Het percentage over het meerdere blijft 1,18%.

Beperking 30%-regeling

Zoals aangekondigd in de voorjaarsnota wordt de expatregeling (ook wel 30%-regeling) afgetopt. Werknemers die vanuit een ander land naar Nederland komen om te werken kunnen dankzij de 30%-regeling maximaal 30% van hun loon onbelast ontvangen. Dit wordt gemaximeerd op de zogenoemd WNT-norm (‘Balkenende-norm’). In 2022 is deze vastgesteld op € 216.000.
Naast de 30%-regeling kan de werkgever ook daadwerkelijk gemaakte extraterritoriale kosten belastingvrij vergoeden aan de werknemer die vanuit een ander land naar Nederland komt om te werken. Voorgesteld wordt dat per 2023 een keuze moet worden gemaakt tussen beide regelingen.

Twee schijven box 2 

In box 2 zullen per 2024 twee schijven worden geïntroduceerd met een basistarief van 24,5% voor de eerste € 67.000 aan inkomsten per persoon en een tarief van 31% voor het meerdere. Het huidige tarief is 26,9%, zodat het basistarief omlaag gaat, en het hoge tarief aanzienlijk hoger is. Het kan dus lonen om dividend uit te stellen en om vanaf 2024 jaarlijks de eerste schijf als dividend uit te keren. Voor grotere dividenden is het juist aan te raden deze nog vóór 2024 te doen.
Aangezien ook het Wetsvoorstel Excessief Lenen, waarbij de DGA nog maximaal € 700.000 van zijn BV mag lenen, per 2024 in zal gaan, kan het lonen om vóór 2024 een dividenduitkering te doen om de schuld bij de eigen BV te verlagen.

Rechtsherstel box 3

Op 24 december 2021 bepaalde de Hoge Raad in het zogenoemde Kerstarrest dat de box 3- heffing vanaf het jaar 2017 in strijd is met het discriminatieverbod en recht op ongestoord genot van eigendom. De staatssecretaris van Financiën heeft, naar aanleiding van het Kerstarrest, op 4 februari 2022 uitspraak op bezwaar gedaan in de massaalbezwaarprocedure. Vervolgens heeft hij eind april duidelijkheid verschaft over de wijze waarop rechtsherstel zou worden geboden. In het wetsvoorstel Wet Rechtsherstel Box 3 worden deze uitgangspunten wettelijk vastgesteld.
Rechtsherstel wordt geboden aan belastingplichtigen:
– die hebben deelgenomen aan de massaalbezwaarprocedures
– van wie de aanslag inkomstenbelasting over (een van) de jaren 2017, 2018, 2019 of 2020 op 24 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond
– voor de jaren 2021 en 2022.
Op Prinsjesdag heeft het kabinet besloten geen rechtsherstel te bieden voor de jaren 2017 t/m 2020 voor niet-bezwaarmakers. Dit zijn belastingplichtigen voor wie de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2017 t/m 2020 is opgelegd en de bezwaar- of beroepstermijn is verlopen.
Bij het rechtsherstel wordt uitgegaan van het werkelijke box 3-vermogen van de belastingplichtige. Dit vermogen wordt onderverdeeld in banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Het rechtsherstel vindt plaats op basis van de forfaitaire spaarvariant. Vermogen wordt hierbij verdeeld in drie categorieën met elk een eigen forfaitair rendementspercentage:
– banktegoeden (2021: 0,01%)
– overige bezittingen (2021: 5,69%)
– schulden (2021: 2,46%)
De definitieve percentages voor 2022 moeten nog worden vastgesteld.
Het rendement van de banktegoeden en de overige bezittingen worden bij elkaar opgeteld en het rendement van de schulden wordt hiervan af gehaald. Vervolgens wordt het gezamenlijke rendement gedeeld door het totale werkelijke box 3 vermogen, om het nieuwe rendementspercentage vast te stellen. Dit percentage wordt vermenigvuldigd met de grondslag in box 3 om het nieuwe voordeel uit box 3 vast te stellen.
Het rechtsherstel wordt alleen geboden indien het berekende nieuwe voordeel lager is dan het voordeel berekend op grond van het huidige stelsel. In dat geval wordt een aanslag opgelegd op basis van de nieuwe berekening. Als de box 3-herrekening ertoe leidt dat de verdeling tussen fiscale
partners niet meer optimaal is kan deze verdeling door middel van een verzoek om ambtshalve
vermindering worden aangepast.

Overbruggingswetgeving voor 2023 t/m 2025

In het coalitieakkoord is afgesproken om per 2025 een nieuw systeem in te voeren waarbij de belasting wordt geheven over het werkelijke rendement in box 3. Naar aanleiding van een onderzoek naar de haalbaarheid hiervan is besloten om dit uit te stellen tot 2026. Het voorstel van de overbruggingswetgeving zoals deze met Prinsjesdag is bekendgemaakt zal daarom gelden voor de jaren 2023 t/m 2025.
De overbruggingswetgeving is ontworpen op basis van de forfaitaire spaarvariant die gebruikt wordt voor het rechtsherstel (zie hiervoor). Dit is een heffing op basis van forfaitaire rendementen over de werkelijke vermogensmix van drie categorieën: banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Het grootste verschil met de periode 2017 t/m 2022 is dat de methode van rechtsherstel enkel wordt aangehouden als dit voor de belastingplichtige leidt tot een lager inkomen, waar de overbruggingswetgeving geen keuze is. Sommige belastingplichtigen zullen in 2023-2025 fors méér belasting moeten betalen dan in het huidige systeem.
Dit is een forse wijziging ten opzichte van de huidige systematiek. Vooral particulieren met een fors beleggingsvermogen én aanzienlijke schulden zullen meer gaan betalen. Neem vooral contact met ons op als u inzicht wil krijgen van de fiscale gevolgen in uw situatie.
Door aan te sluiten bij de werkelijke samenstelling van het vermogen is het noodzakelijk geworden om groene beleggingen (waarvoor een vrijstelling geldt in box 3) te splitsen in sparen en beleggen. Groene beleggingen worden onderverdeeld in groene banktegoeden (met het lage forfaitaire rendementspercentage) en groene overige bezittingen(met het hoge forfaitaire rendementspercentage). Als een belastingplichtige in beide categorieën belegt, wordt de vrijstelling eerst in mindering gebracht op de groene beleggingen en het eventueel resterende deel van de vrijstelling wordt in mindering gebracht op de groene banktegoeden. Deze volgorde van het toepassen van de vrijstelling is in het voordeel van de belastingplichtige. Met de voorgestelde toepassing van de vrijstelling groene beleggingen wordt afgeweken van het rechtsherstel.
De waarde van de banktegoeden, overige bezittingen en schulden wordt slechts op één moment in het kalenderjaar bepaald, namelijk op de peildatum 1 januari. Om te voorkomen dat belastingplichtigen overige bezittingen vlak voor 1 januari te verkopen en tijdelijk om te zetten in banktegoeden (waarvoor een lager rendementspercentage geldt), stelt het kabinet een arbitrageperiode van drie maanden voor. Deze regeling zorgt ervoor dat transacties die gedaan worden drie maanden vóór en drie maanden na de peildatum van 1 januari in principe niet tot een lagere belastingheffing leiden.

Tarief box 3 wordt verhoogd

Voorgesteld wordt om het tarief in box 3 in stappen van 1 procent te verhogen van 31% in 2022 naar 34% in 2025. Volgend jaar wordt het tarief dus 32%. Wel wordt het heffingsvrije vermogen verhoogd van € 50.650 naar € 57.000 per belastingplichtige.

Aanpassing leegwaarderatio

Zowel in box 3 in de inkomstenbelasting, als voor de schenk- en erfbelasting wordt de waarde van woningen gesteld op de WOZ-waarde. De waarde van verhuurde woningen met huurbescherming wordt bepaald door de WOZ-waarde te vermenigvuldigen met de leegwaarderatio.
Deze leegwaarderatio wordt niet afgeschaft, zoals aangekondigd in het coalitieakkoord, maar aangepast. De percentages in de tabel worden geactualiseerd. Bij een jaarlijkse huurprijs van meer dan 5 procent ten opzichte van de WOZ-waarde, wordt het percentage van de leegwaarderatio verhoogd naar 100 procent (thans 73% tot 85%). Verder worden tijdelijke huurcontracten uitgesloten en geldt bij verhuur aan gelieerde partijen het hoogste percentage (100 procent). In deze situaties heeft de leegwaarderatio dus geen effect meer.

Afschaffing middelingsregeling

De middelingsregeling in de inkomstenbelasting wordt per 2023 afgeschaft. Dit houdt in dat 2022-2024 het laatste tijdvak is waarover middeling van het inkomen mogelijk is.

Aanpassing culturele multiplier voor partners

Bij het doen van een gift aan een culturele ANBI mag het aftrekbare bedrag worden verhoogd met 25%, tot ten hoogste € 1.250 per persoon. Recent is ontdekt dat bij partners ten onrechte het maximum van € 1.250 is gehanteerd, in plaats van € 2.500. Vanwege de enorme kosten en de tijd die gemoeid is om de systemen van de Belastingdienst op dit punt aan te pakken, wordt voorgesteld ook voor partners wettelijk vast te leggen dat de multiplier gemaximeerd is op € 1.250. Voor partners die toch recht hadden op de hogere aftrekpost in belastingjaren 2017-2022 volgt nog een tegemoetkoming.

Periodieke giftenaftrek afgetopt

De giftenaftrek houdt in dat onder bepaalde voorwaarden een gift aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) aftrekbaar is voor de inkomstenbelasting. Voor periodieke giften gelden geen drempel en geen maximum. Het voorstel is om de periodieke giftenaftrek voor giften aan ANBI’s af te toppen op € 250.000 per huishouden per jaar. De uitwerking van deze maatregel volgt bij een nota van wijziging. Wij verwachten dat bestaande periodieke giften niet zullen worden geraakt, maar duidelijk is dit niet.

Verhuurd vastgoed bij bedrijfsopvolging aangemerkt als beleggingsvermogen

De bedrijfopvolgingsregeling (BOR) en de doorschuifregeling zijn door het CPB geëvalueerd. De kabinetsreactie op deze evaluatie volgt later dit jaar. In het Belastingplan zijn dan ook nog geen concrete voorstellen van wijzigingen gedaan.
Uit de Miljoenennota blijkt wel dat het kabinet overweegt om verhuurd vastgoed aan te merken als beleggingsvermogen voor toepassing van de BOR en de doorschuifregeling, waardoor deze faciliteiten daarop niet van toepassing zijn. Niet bekend is per wanneer dit ingaat. Het is ook niet bekend of nog andere wijzigingen zullen worden gemaakt.

Jubelton verlaagd

Zoals reeds eerder door ons is beschreven, wordt de verruimde schenkingsvrijstelling van € 106.671 (de zogenaamde ‘jubelton’) voor de eigen woning per 2024 afgeschaft. In aanloop daartoe wordt deze vrijstelling per 1 januari 2023 eerst verlaagd naar het bedrag dat in 2023 ook geldt voor de vrij besteedbare schenking, namelijk € 28.947. Ook voor de eigen woning mag er in 2023 dus ‘slechts’ een bedrag van € 28.947, ook door ouders.
Het is dit jaar nog mogelijk om de verruimde vrijstelling te schenken, waarbij de schenking nog de komende twee jaar kan worden aangewend. Als u hiervan gebruik wilt maken, neem dan contact met ons op.

ONDERNEMERS/MKB-BEDRIJVEN

Tarief vennootschapsbelasting

In de voorjaarsnota is reeds aangekondigd dat de schijfgrens in de vennootschapsbelasting per 2023 verlaagd wordt van € 395.000 naar (de oude) € 200.000. Daarnaast is nu voorgesteld om het lage tarief in de vennootschapsbelasting te verhogen van 15% naar 19%. Hierdoor betalen bedrijven vanaf 1 januari 2023 het lage tarief van 19% over een winst tot € 200.000 en 25,8% over het meerdere.

Vastgoedmaatregel fiscale beleggingsinstelling

Een fiscale beleggingsinstelling (fbi) is belast tegen een vennootschapsbelastingtarief van 0%. Fbi’s beleggen over het algemeen in effecten of in vastgoed. Aangekondigd is nu dat in het Pakket Belastingplan 2024 een maatregel zal worden geïntroduceerd op basis waarvan fbi’s niet meer direct in vastgoed mogen beleggen zodat het 0% tarief niet meer van toepassing kan zijn op winst direct behaald met vastgoed.
De verwachting is dat bepaalde vastgoed-fbi’s vóór 2024 zullen herstructureren om reguliere vennootschapsbelastingplicht te voorkomen. Een dergelijke herstructurering kan leiden tot heffing van overdrachtsbelasting. Het kabinet gaat onderzoeken of het wenselijk en mogelijk is om hiervoor ondersteunende maatregelen te treffen.

Verhoging onbelaste reiskostenvergoeding

Zie bij Particulieren.

Verhoging vrije ruimte werkkostenregeling

Zie bij Particulieren.

OVERIGE (FISCALE) MAATREGELEN

Tarief overdrachtsbelasting

In de voorjaarnota is reeds beschreven dat het algemeen tarief van de overdrachtsbelasting wordt verhoogd naar 10,1%. In het belastingplan is nu voorgesteld om het algemeen tarief van de overdrachtsbelasting zelfs te verhogen naar 10,4%.
Alleen voor starters (met een maximum koopbedrag dat in 2023 verhoogd zal worden van € 400.000 naar € 440.000) en woning die als hoofdverblijf gaan dienen gelden de uitzonderingen van respectievelijk 0% en 2%. Alle overige verkrijgingen van onroerend goed zullen tegen 10,4% worden belast.

Btw-nultarief op zonnepanelen

Voorgesteld wordt om per 2023 een btw-nultarief te laten gelden voor de levering en installatie van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking. Het btw-nultarief zal daarbij enkel gelden als de zonnepanelen bestemd zijn voor installatie op of in de onmiddellijke nabijheid van woningen. Verder onderzoek zal nog worden verricht naar de mogelijkheid en de wenselijkheid van de toepassing van het btw-nultarief voor de levering en installatie van het zonnepanelen op openbare of andere gebouwen die worden gebruikt voor activiteiten van algemeen belang.

TOT SLOT

Mocht u naar aanleiding van deze maatregelen vragen hebben, neem dan gerust contact met ons op.

Benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen?

Neem contact op
Deze website maakt gebruik van cookies.
Annuleren