Besluit winst uit zeescheepvaart op diverse punten gewijzigd!
Er is een update gepubliceerd van het besluit ‘samenwerkingsverbanden in zeescheepvaartondernemingen en forfaitaire winstvaststelling’. Naar aanleiding van een consultatietraject van diverse partijen, is het besluit op 19 februari 2021 op diverse plaatsen gewijzigd en verduidelijkt. In dit artikel bespreken wij deze laatste wijzigingen.
Tonnageregeling en opstartfase zeescheepvaartonderneming
In dit besluit is opgenomen dat, zodra de eerste kosten ter uitvoering van het voornemen tot de exploitatie van een schip worden gemaakt sprake is van het aanvangsjaar voor het tonnageregime. De voorbereidende handelingen, zoals de kosten van overleg en advies over de bestelling van het schip, vallen daarmee, indien het tonnageregime wordt toegekend, direct onder het tonnageregime. De vraag is of dit conform wetgeving is. Op basis van de wettekst dient in het eerste jaar waarin sprake is van winst uit zeescheepvaart het verzoek te worden ingediend. Winst uit zeescheepvaart wordt gedefinieerd als winst behaald met de exploitatie van een schip. De vraag is wanneer hiervan sprake kan zijn, bij de eerste voorbereidende handeling of pas bij oplevering van het schip. Dit punt is nog niet in de jurisprudentie beslist.
Het kan (in uitzonderlijke gevallen) voorkomen dat na de opstartfase het schip uiteindelijk niet in de vaart wordt genomen. In het besluit wordt goedgekeurd dat in dat geval een in de voorbereidende fase gemaakte keuze voor het tonnageregime mag worden herzien, zelfs indien de aanslag over het betreffende jaar al onherroepelijk vaststaat.
Tevens wordt er een goedkeuring verleend in de situatie dat een te exploiteren schip zelf wordt gebouwd of verbouwd. Er zou dan namelijk een discussie kunnen ontstaan over de vraag of bepaalde werkzaamheden meer samenhangen met de beoogde exploitatie dan met de scheepsbouw. Onduidelijk is dan wanneer de scheepvaartonderneming precies is gestart. In het eerste jaar van ondernemingshandeling dient een verzoek te worden ingediend en het regime zal vervolgens aanvangen in dat jaar (indien en voor zover wordt toegekend).
Baggerwerkzaamheden en zeevervoer
In de wet is opgenomen dat indien de exploitatie van een zeeschip bestemd voor baggerwerkzaamheden op zee waarvan de jaarlijkse bedrijfstijd grotendeels uit zeevervoer bestaat, onder de werking van het tonnageregime kan worden gebracht. Voor de verdeling van de bedrijfstijd wordt een verdeelsleutel gehanteerd. Deze verdeling bepaalt vervolgens wat onder zeevervoer valt en wat niet en daarmee derhalve onder de toepassing van het tonnageregime komt te vallen. In het besluit is opgenomen wat onder zeevervoer wordt verstaan en wat niet. Zo wordt bijvoorbeeld de mobilisatietijd en het varen tussen de baggerplaats op zee en de stort- of losplaats in havens of maritieme waterwegen als zeevervoer aangemerkt. Tevens is bij de bepaling van de vaartijd op zee de term ‘volle’ zee vervangen door zee. Dit sluit beter aan bij de andere EU-landen.
Direct samenhangende werkzaamheden met de exploitatie van een schip
De toepassing van het tonnageregime is beperkt tot de winst uit zeescheepvaart. Er kan naast de feitelijke exploitatie van een schip winst worden behaald met direct samenhangende werkzaamheden. Voor andere activiteiten dan zeescheepvaart en de direct samenhangende werkzaamheden gelden de normale regels met betrekking tot de fiscale winstberekening. Indien er zowel winst uit zeescheepvaart aanwezig is als normale winst, dienen de algemene kosten naar rato te worden verdeeld. In het besluit zijn enkele voorbeelden opgenomen van niet kwalificerende werkzaamheden voor de tonnageregeling. Aangezien er onduidelijkheid bestond of de voorbeelden wel of niet limitatief zouden zijn, heeft de wetgever er voor gekozen om ‘niet limitatief’ toe te voegen aan de voorbeelden.
Winstsplitsing bij niet vervoersactiviteiten
Bij schepen met gemengde activiteiten dient de winst berekend op basis van de tonnage grondslag te worden vermeerderd met de winst behaald met andere werkzaamheden dan met vervoer. Met name bij bijvoorbeeld pijp- en kabelleggers kan hiervan sprake zijn.
Deze bij te tellen winst wordt berekend door het aandeel van de vervoerswinst in de totale winst uit de exploitatie van het schip te stellen op het gemiddeld van de volgende percentages:
- Het aantal werknemers dat verantwoordelijk is voor de vervoersfunctie als percentage van het totale aantal werknemers aan boord van het schip;
- De kosten van het ‘kale’ schip als percentage van de totale kosten van het schip inclusief de bijzondere uitrusting.
In het besluit is opgenomen dat de mogelijkheid deze berekeningsmethode te hanteren geldt ongeacht de uitkomst van dit percentage. Dus ook als het gemiddelde van de berekening onder de 50% uitkomt, geldt dit percentagegemiddelde als verdeelsleutel.
Tot slot
In dit artikel hebben wij de gewijzigde punten uit het besluit ‘samenwerkingsverbanden in zeescheepvaartonderneming en forfaitaire winstvaststelling’ van 19 februari 2021 benoemd. Dit betreft met name op een aantal punten een verduidelijking en mogelijk een versoepeling. Ter zake van de ingangsdatum van de tonnageregeling komt bij ons de vraag op of dit in lijn is met doel en strekking van de wet.
Mocht u hierover vragen hebben, neemt u dan vooral contact met ons op.